zaterdag, oktober 04, 2003

Opdat Hij leve

'De eenzamen schrijf ik, als troost, dat God meer lijdt dan alle mensen tezamen, maar dat begrijpen ze maar zelden. Ook schrijf ik ze, dat niemand hen kan beletten een ander wezen lief te hebben -maar ook dat komt hen voor als een slag in de lucht. Dan schrijf ik ze -als ze zeuren over ouderdom en Dood - dat onze sterfelijkheid voorwaarde is van Gods eeuwigheid, en dat wij moeten sterven, opdat Hij leve.
Dat vinden ze nog maller, maar als ik ze, als toegift op al die onzin nog schrijf dat niets en niemand hen kan scheiden van de liefde Gods, dat wil zeggen dat niemand, ooit, hen kan beletten God lief te hebben, dan is de maat vol, en vinden ze me een fantast en verkondiger van beuzelpraat. '

Gerard Reve, in Brieven aan Geschoolde Arbeiders,
in de brief aan professor C.J.B.J. Trimbos van 11 februari 1966
Utrecht/Antwerpen 1985 p. 111

vrijdag, oktober 03, 2003

Herfstdraden



'Kijk al dat stof eens dat naar beneden komt! Ze nemen niet eens de moeite om te kijken of iemand zijn ramen of deuren openstaan.' Opnieuw daalde er een aantal van dezelfde grijze, dunne draden neer. John volgde ze met zijn ogen.
'Dat is geen stof, Mana, ' zei hij, scherp naar buiten turend. 'Het is dat spul dat van de bomen komt.'

G.K. Van het Reve, in Herfstdraden, Amsterdam 1967

donderdag, oktober 02, 2003

Was er maar iemand....

DRINKLIED VOOR DE HERFST

Alles moet weer worden zoals vroeger.
Er is geen God meer, bijvoorbeeld.
Ja, toen we Indië nog hadden,
en een dubbeltje nog een dubbeltje was!
Maar dat bestaat niet meer.
Was er maar iemand die me uit allerlei sprookjesboeken voorlas.

Gerard Reve, in Verzamelde gedichten, Amsterdam 1987

woensdag, oktober 01, 2003

Alles of niets

'Het is een histories huis. Jij mag gaan zitten werken in het kleine dakkamertje, waar Nader tot U geschreven is. De penhouder waarmede dat ontroerende boek op het papier is gesteld, die is gestolen. Ik weet niet door wie, maar het kamertje is er nog, en het dakraam, waarboven de wolken zich voortspoeden. Of je schrijft er absoluut niets, òf iets dat de gehele bewoonde wereld verbaast. Zo is dat mijn gehele verscheurde leven tot nu toe geweest, kunstbroeder: alles of niets.'

"Gerard Reve, in Brieven aan Simon Carmiggelt, Utrecht/Antwerpen 1988. p.53

maandag, september 29, 2003

Het grote, diepe woud dat geen einde kent..



Het grote, diepe woud dat geen einde kent, en de eindeloze zee die in de diepte zwart wordt, daaruit komt alles voort, maar het is zoveel dat het je dreigt te overspoelen: de struiken grijpen je en houden je vast, en boven je sluiten zich de wateren. Maar geef het een naam en het zal je, dankbaar voor die naam, voortaan dienen en voeden. Ik noem het M., en brand er kaarsen voor, terwijl ik werk. Laat, heel laat ontdekte ik dit alles. Toch is mij heel veel gegeven geworden.

"Gerard Reve, in Brieven aan Simon Carmiggelt, Utrecht/Antwerpen 1988. p.87



zondag, september 28, 2003

Geef het een naam

'Alles is een kwestie van namen geven. (' Om aan 't vergaan te geven duizend namen/ Schoonheid te vieren met een blijvend lied'. Herman Gorter: De School der Poëzie, dacht ik.) Deze tijd kent geen namen meer. Zodra iets een naam heeft, is het bezworen. Ik vocht vele, vele jaren tegen de fles, maar ik wist niet hoe die heette, en daarom kon ik de strijd niet winnen. Ik kon niet achter de naam komen. Tot ik besefte dat het de Satan was, de ongelukkige, die mij in zijn wanhoop scheiden wilde van God, en mij aan Hem wilde doen twijfelen. Nu ik zijn naam ken, heeft hij geen macht meer over me

"Gerard Reve, in Brieven aan Simon Carmiggelt, Utrecht/Antwerpen 1988. p.87
 
Tweets van @Revetwalender