zaterdag, december 16, 2006

'Nooit zou ik weten wie hij was..'



"Terwijl Teigetje ons nachtleger in volmaakte gereedheid aan het brengen was, zag ik al starend, de beperkingen van het bestaan van de kinderen der mensheid duidelijk voor me, en de gestalte van Thommy smolt nu samen met die van een donkerblonde jongen die ik, zeg maar zes of zeven maanden tevoren, een jaar of 16, 17 jaar oud, zo goed als zeker een Duitsertje, zonnebadend aan de luwe zijde, zo lang had staan beloeren tot ik er een droge keel van gekregen had. Nooit zou ik weten wie hij was, hoe hij heette, waar hij woonde en wat hij deed, want hij was natuurlijk, na zijn 12 of 15 dagen vakantsie, met zijn dikke ouders weer teruggekeerd naar Hamburg, of Bremen, of Oldenburg, waar hij, in tegenstelling tot Thommy stellig nog in leven was en bijvoorbeeld gewoon naar school ging, niet eens wetend wat een mooie jongen hij eigenlijk wel was, en voor eeuwig onvindbaar was geworden: toch stelde ik mij, terwijl ik nog steeds voor mij uitstaarde, voor dat ik hem nog één laatste maal zou mogen zien, nadat hij, bij het zwemmen verdronken en kort daarop aangespoeld door mij in de doodstille namiddag gevonden zou worden, waarop ik hem van zijn zilveren zwembroekje zou ontdoen om hem zeer lamngdurig te bezitten. Man, Vrouw, of Dode - de uitnemendheid van het een boven het ander was gene, want ze hadden enerlei adem."

Gerard Kornelis van het Reve, Nader tot U Amsterdam 1966 p. 77,78

donderdag, december 14, 2006

14 december 2006
Onthulling Gerard Reve monument



"In de lantaarn, aan de bankzijde, zijn drie luikjes aangebracht. Bij opening wordt achter elk een compartiment zichtbaar, van binnen verlicht als de lantaarn brandt. Deze tekst uit Nader tot U is te zien achter het bovenste luikje

foto © E.H. 14-12-2006
14 december 2006



Gerard Reve 14 december 1923-8 april 2006

Credo

Niets te verwachten, niets te hopen:
er rest mij niets dan duisternis en Dood.
Ik zie het, maar ik wankel niet: wie Gij ook zijt.
U heb ik lief, met heel mijn hart, met al mijn bloed.


Gerard Reve in Verzamelde Gedichten Amsterdam 1987 p.63

woensdag, december 13, 2006

'Als er zo een stilte geweest is, moet ik erover schrijven.'



"Ik ben, dat heb ik al eerder opgemerkt helemaal niet dol op het verleden, dat trouwens ook zonder korrespondentie en zonder gesprekken al vaak genoeg, en met verpletterende kracht komt opzetten: zoals een week of wat geleden, toen we bij Bullie van der K., in het naburige dorp P., op bezoek waren: een hele tijd lang zei niemand iets, en keek ik stil uit over het landschap dat daar zo leeg is dat er niet eens iemand in de verte, net als ik, ook aan een raam zou kunnen zitten, e.d., geen sprake van. Als er zo een stilte geweest is, moet ik erover schrijven, altijd weer, tot aan de Dood toe, dat weet ik nu, want het is niet anders."

Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 63

dinsdag, december 12, 2006

‘Een huisje met uitzicht op het kerkhof’


Greonterp Huize Het Gras foto E.H. juli 2006

“Mijn kunstbroeder Remco C. vermeldt in weer een ander interview, dat ik ‘een huisje gekocht (heb) met uitzicht’ (lacht) ‘op een kerkhof. Dat klopt, maar onze nationale kronikeur zal toch niet bedoeld hebben, dat zijn kortelings betrokken villaatje in de –straat te Antwerpen nièt op een kerkhof uitkijkt? “Hoe houd je het uit,’ was zijn commentaar, toen ik hem de ligging van huize Algra uiteenzette. Ik moet zeggen dat ik het hier, in de stilte van de natuur, uitstekend kan uithouden (‘Ach niemand weet toch hoe prachtig dat kan zijn. Al die kleine miertjes, kevertjes en ratjes die over een miljoenenlaag mos met naalden kruipen. En die geur! Dat deed me altijd denken aan het badzout van de vrouw van de cafébaas.”

Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.22

maandag, december 11, 2006

‘Het moet zoiets als Genade zijn.’

“Er is zo eindeloos veel dat verklaard moet worden: waarom ik de enige was, die mij over de teksten van alle liedjes op school schaamde, en wel wilde schreeuwen van haat en verdriet en vernedering, maar, onmachtig, me beperkte tot een voorgewend meezingen, met geluidloze mondbewegingen. De dichter of schrijver (‘of allebei, of geen van beide’) Simon V. zegt in een interview dat hem kort geleden is afgenomen, dat ik een ‘gestoorde persoonlijkheid ben, maar ik moet dat in twijfel trekken. Het ligt anders, geloof ik. Nu ik hier op de spoordijk zit, op de zuidelijke rand ervan, dicht bij de rails en op achttien passen voorbij een rechtop in de grond gehamerd stuk spoorrail waarop een ijzeren bord met vrijwel onleesbaar opschrift misschien 31 7 vermeldt, besef ik opeens, terwijl ik naar de Geheime Schrijfsteen kijk, die ik op mijn 39ste verjaardag in Londen van het Loodgietend Prijsdier M. heb gekregen, en die helemaal met me mee is gereisd, eerst naar Lissabon, toen naar Algericas en Tanger en nu, via Amsterdam naar hier, dat het, wat Simon V. zich niet heeft gerealiseerd, waarschijnlijk allemaal komt, omdat ik een revist ben. De schrijver of dichter (‘of”ect) Simon V. is geen revist. Als je het niet bent, kan je het niet worden ook, geloof ik – het moet zoiets als Genade zijn.”

Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p. 21,22

zondag, december 10, 2006

'O weemoed van een verloren jeugd..'



"Dan zal ik weten, wie de Soldaat was op wie ik, vier en dertig jaar geleden, verliefd was, en die misschien werkelijk bestaan heeft; wat de hoefsmederij betekent waarachter, in een keuken, onder het gepleisterd licht van een binnenplaatsje, een oude vrouw, dun als een stervende vogel een rode kool in tweeën snijdt; wie de jongen was, die de mondharmonika speelde en water uit de vaart dronk omdat hij dorst had en de sleutel niet had en niet bij de buren wou aanbellen, en daarna gestorven is; o, weemoed van een verloren jeugd die nooit geweest is, en die voor eeuwig stilstaat in de tijd."

Gerard Kornelis van het Reve in Nader tot U Amsterdam 1966 p.21
 
Tweets van @Revetwalender